Test

Havezate Entinge

Havezate Entinge

Honderd meter ten oosten van de havezate Batinge ligt de huisplaats van de havezate Entinge. Tot circa 1457 loopt de geschiedenis van de Entinge synchroon met die van Batinge. Na een boedelscheiding in dat jaar werden beide goederen verdeeld, waardoor Entinge toeviel aan Roelof de Vos van Steenwijk. Zijn kleindochter Rudolpha huwde in 1513 met de uit Westfalen afkomstige edelman Borchart van Westerholt. 

Van Westerholt

Borchart werd door de bisschop van Utrecht als opvolger van zijn buurman Georg Schenck van Tautenburg (zie: Batinge) tot drost van Vollenhove benoemd. Beide heren hebben te Dwingeloo enkele geschillen met elkaar bevochten, zoals over het collatierecht van de Sint Nicolaaskerk. Het collatierecht van het Sint Maartensvicarie en de bijbehorende kapel in de kerk behoorde echter wel alleen toe aan de eigenaar van Entinge. De bediening van dit altaar gebeurde door een kapelaan. De familie Van Westerholt heeft tot 1640 Entinge in eigendom gehad; de erfgenamen van Bernard van Westerholt, keizerlijk generaal-majoor, verkochten het gehele bezit aan Rutger van den Boetzelaer, heer van Windischeschenbach, Toutenburg en Batinge. Na zijn dood in 1668 kwam de havezate in handen van zijn neef Rutger van Lohn. Hij bewoonde Entinge niet, maar verhuurde het aan de schulte van Dwingeloo, Jan Coerts Prins. In 1680 verkocht Van Lohn Entinge aan Nicolaas van Echten tot Oldengaerde.

Afbraak in 1741

Van Echten liet Entinge na aan Nicolaas Harmen van Echten, genaamd van Dongen. Hij verkocht op zijn beurt het goed in 1725 aan Elbert Anthony Gerard van Heeckeren, heer van Batinge. Van 1735 tot 1740 werd de havezate bewoond door diens weduwe. Een jaar later werd Entinge afgebroken.

De huisplaats en het bijbehorende bezit, waaronder de kapel in de Sint-Nicolaaskerk, kreeg tussen 1777 en 1781 een nieuwe eigenaar in de persoon van Isaac van Dongen tot de Oldengaerde. Enkele decennia later is de heer van Batinge weer eigenaar van de huisplaats, echter niet van de kapel; deze wordt in 1808 samen met het landgoed Oldengaerde verkocht aan jonkheer Aalt Willem van Holthe. Ruim twintig jaar later worden beide bezittingen weer verenigd als Van Holthe het landgoed Batinge koopt. Eén van de inbegrepen percelen is de huisplaats van Entinge. Tegenwoordig zijn de huisplaats en de kapel – met het daarin staande herengestoelte – in eigendom van de nazaten van A.W. van Holthe.

De fundamenten van de havezate bevinden zich nog in de grond. Van het huis is geen afbeelding bekend.