Test

Buurtschap Lhee

Buurtschap Lhee

De plaatsnaam Lhee kan betekenen: lee, lei, leide, lie, liede, middelnederlands: lede, zijn woorden die afgeleid zijn van het oudnederlands leitha = waterloop. De plaatsnaam zou ook ontstaan kunnen zijn uit het germaans hlaiwa, wat heuvel of grafheuvel betekend, of uit het woord hlita = helling. Het hlaiwa is niet erg waarschijnlijk, omdat alle plaatsnamen die dit woord als oorsprong hebben, de ‘w’ behouden. Oude benamingen zijn: Lede (1181-1250), Leede (1298), Lede (1353), Leden (1384, 1394), Lier (1640), noord Lhe en zuid Lhe (1840), Noord Lhee en Zuid Lhee (1867). In het gebied rond Lhee zijn restanten gevonden van graven, aardewerk en gebruiksvoorwerpen van de hunebedbouwers (3000 – 2200 jaar v.C.) en uit de Middenbronstijd (1250 jaar v.C.).

De Middeleeuwen

In de middeleeuwen was Lhee van meer betekenis dan het naburige Dwingeloo, zoals blijkt uit een belastingaanslag van de bisschop van Utrecht. Hij voerde kort na 944 een heffing per boerenerf in op het gebruik van woeste grond, de zogenaamde schuldmudden. Lhee moest elf schuldmudden opbrengen, Dwingeloo slechts vijf.

Het Baldinghus uit 1181

Tot 1812 vormde het markegebied van Lhee samen met die van Dwingeloo-Westeinde één schultambt, een rechtsgebied onder leiding van een schulte (zie bezienswaardigheden: Het Schultehuis). De westgrens van de marke van Lhee loopt tegenwoordig dwars door de oostelijke nieuwbouwwijken van Dwingeloo en ligt ten hoogte van de straten Nijstad en Weverslaan. Ten zuiden van beide dorpen liggen de Noord Lheeder-es en de Zuid Lheeder-es, erboven langs de Dwingeler Stroom de Lheedermade. Ten zuiden van de es strekt zich het Lheederzand uit, een groot bosgebied ten noorden van de Dwingeler Heide. Lhee komt voor in dezelfde akte uit 1181 die bij Dwingeloo wordt beschreven. De akte vermeld dat het klooster te Ruinen de boerderij het ‘Baldinghus’ in ‘Lede’ had gekocht voor 60 marken.

Tieshof

Nabij de hoven lag de ‘tie’ of ‘tij’ waar ’s avonds het vee werd ingeschaard (ook Eemster kent een ‘tij’). De naam ‘Tieshof’ herinnert hier nog aan; de contouren van een oude drinkkuil zijn op oude kaarten in het veld nog te vinden. De ‘tie’ verloor zijn functie toen de poststal zijn intrede deed. Bij zandafgravingen in 1953 werd aan de zuidkant van Lhee de fundamenten gevonden van een middeleeuws gebouwtje, waar mogelijk graan voor de heffing van belasting werd opgeslagen. Aardewerkscherven dateren het bouwsel, een zogenaamde spieker, in de tijd rond 1200. De bewoning van Zuid-Lhee bestaat voornamelijk uit onregelmatig geplaatste boerderijen en is grotendeels geconcentreerd rond de ‘Tieshof’ en de aansluitende brink, genaamd de ‘Tellegies’ (een ‘telg’ of ‘telling’ is een jonge eik). Het oude Noord-Lhee ligt aan de straat de ‘Hoge Haar’. Bekend is dat het begin 17e eeuw al bewoning kende. Samen met Lheebroek vormt Lhee een marke.

Het schooltje van Lhee

De voormalige bijschool van Lhee staat model voor de schoolgebouwen van omstreeks 1800. Het gebouwtje, dat bestond uit één ruimte, wordt gekenmerkt door bakstenen muren, ramen met glasruiten en veldkeien op de vloer. Midden in deze ruimte was een vuurplaats aanwezig waar tijdens de wintermaanden een vuur gestookt kon worden. Al in 1630 is er sprake van een bijschool en dat een zekere Thomas Sagitarius (Sagitarius betekent: boogschutter) er les gaf. Hij was afkomstig uit Stettin in Pommeren. In 1953 werd het schooltje steen voor steen afgebroken en overgebracht naar het Openluchtmuseum in Arnhem, waar het in oorspronkelijke vorm weer werd opgebouwd. Pogingen om dit unieke bouwwerk voor Lhee te behouden mislukten, ondanks de inzet van de Dwingeler hoofdonderwijzer S. Cancrinus.